zaterdag 30 november 2013

ONTMOETING

December 2012 werd ik per digitale postduif gecontacteerd door ene Joost Bataille.
Hoe hij aan mijn coördinaten kwam? Joost mag het weten…
Deze Joost Bataille (Uden, 1959) is een Nederlandse portretfotograaf.
Hij studeerde in 2010 af aan de Amsterdamse Fotoacademie en werkt sindsdien met passie voor zichzelf en, om den brode, in opdracht.
Aldus fotografeert hij alom studenten, bestuurders, muzikanten, mannen op hometrainers, jongeren, mensen die verhuizen en nog wat ander volk van diverse pluimage…
Over zijn project rond stadsdichters zegt hij; “Zo'n portretfoto is een verslag van de ontmoeting tussen de fotograaf en de geportretteerde vanuit het gezichtspunt van de eerste. Met het gedicht komt daar een verslag bij vanuit het perspectief van de tweede. Dan horen we ook eens van de andere kant wat we van de ene kant zien.”
Voor zijn eerste boek benaderde hij 51 Nederlandse en Vlaamse stadsdichters met een eenvoudige vraag: "Mag ik een portret van je maken en wil je daar dan een gedicht over schrijven?"
Hoe is het om gefotografeerd te worden, dat was de vraag waarop hij een antwoord zocht.
Ik ontmoette hem met zijn uitgebreid instrumentarium van driepoten, lichtmeters en camera’s op een kille januariavond op het Diesterse Begijnhof, nadat hij eerder die dag elders in de stad ook eindeloos rond Ina Stabergh en Eric Vandenwyngaerden had rondgedraaid.
Nadien kozen we in Gasthof 1618, op mijn voorstel zoals het een Diestenaar past, voor stoofvlees met friet en we dronken gildebier. Na afloop van het gelag stelde Joost, zoals het dan weer een Hollander past, niet voor om de rekening te delen.
Nog even nadiener stuurde ik hem mijn bijdrage: Schrijvers.

Foto’s en gedichten van de 51 door hem bezochte stadsdichters komen later in een boekje samen.
Het heet 'Ik voel me verf' en het verschijnt bij uitgeverij Liverse te Dordrecht.
Verder plant Joost een rondreizende fototentoonstelling die alle plaatsen aandoet waar hij de bevlogen poëten heeft gefotografeerd.

Een en ander weldra te ontdekken in de betere stadsbibliotheek.

Schrijvers

(voor Joost)

de grijze januariavond ligt
als een klamme dweil
op de drempel van het nieuwe jaar
en doet de straatkeien naglimmen
onder een feestverlichting die,
voorbij haar houdbaarheidsdatum,
krampachtig overuren maakt.

in dit lichtschuwe stadsdecor
tasten ze behoedzaam rond.

de fotograaf,
die uit de straatlantaarns
en uit de zuinig verlichte ramen,
wat schichtig wegvluchtend
dwaallicht steelt
om daarmee beelden te schrijven
die straks meer zullen tonen
dan wat men oppervlakkig ziet.

en de stadsdichter,
onwennig in de lens kijkend,
in wiens hoofd reeds
een handvol woorden behaaglijk
tegen elkaar aanschurken,
scharrelend op zoek
om straks meer te zeggen
dan wat er zal te lezen staan.

de fotograaf en de dichter,
twee schrijvers bij elkaar:

een lichtdrukmaal
schrijft men met licht,
met woorden
schrijft men een gedicht.

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr 5


ina stabergh - stadsdichteres 2006 - 2008

eric vandenwyngaerden - stadsdichter 2010 - 2012
rik tulkens - stadsdichter 2012 - 2014













vrijdag 29 november 2013

GEDICHTENDAG 2013

Gedichtendag is een poëziefeest dat jaarlijks, op de laatste donderdag van januari, in Nederland en Vlaanderen wordt georganiseerd.
In 2000 lanceerde Poetry International de “Nationale Gedichtendag” met als doel iedereen in Nederland de kans te geven op die dag in aanraking te komen met poëzie.
Later werd ook Vlaanderen bij het initiatief betrokken via “Behoud de begeerte en sindsdien wordt het evenement gewoon “Gedichtendag” genoemd.
Vanaf 2013 groeide de gedichtendag uit tot een heuse “Poëzieweek” tijdens dewelke alom door diverse initiatiefnemers allerlei activiteiten worden georganiseerd die de poëzie naar het brede publiek willen brengen.. Een mens leeft niet van brood alleen…
Zo organiseerde de Provincie Vlaams Brabant tijdens de Poëzieweek 2013 het evenement "Weg met Dichters".
Bij die gelegenheid doorkruisten gereputeerde Belgische en Nederlandse dichters de provincie.
In 4 dagen tijd hielden ze halt in zo'n 20-tal steden waar ze op onverwachte plekken voor een kort maar krachtig poëzie-evenement zorgden.
De lokale stadsdichters werden verzocht zich tijdens het optreden in hun stad bij de professionele podiumbeesten aan te sluiten en ook van zich te laten horen.
In Diest werden VTI Mariëndaal en Jeugdclub Tijl als “onverwachte” locaties uitgekozen.
En daar stond ik dan wat onwennig en vol twijfel (schrijf ik wel gedichten, zo vroeg ik me af, en wanneer is een tekst een gedicht?) tussen “echte” dichters, tussen ervaren performers als de knappe Ellen Deckwitz, de ingetogen Tjitske Jansen en de veelzijdige Maarten Inghels.

Het optreden in het VTI werd, met dank aan het gedisciplineerde jonge publiek, netjes afgehandeld, de performance in jeugdhuis Tijl was een voorspelbare ramp waarover Het Nieuwsblad ’s anderendaags in een waarheidsgetrouw verslag schreef dat de vertoning compleet de mist in ging… 
En ik besefte plotseling: zo voelt het dus als men koelkasten moet verkopen aan de Eskimo’s.

Gedicht?

(voor gedichtendag 2013)

pas als de dichter gaat vermoeden
dat de ijle bubbels in zijn hoofd
wel eens verzen zouden kunnen zijn,
laat hij ze als ballonnen los
en gaat zelf angstig schuilen
in desolaat gebied.

onzeker duikt hij onder,
heel diep achter de lijnen
die hij geschreven heeft
en ver weg van de woorden die,
als behoedzame verkenners,
vooruit werden gestuurd.

en wacht daar twijfelmoedig af
hoe het verder lopen zal
als straks de rook is opgetrokken.

of iemand dan, achter de zinnen
die hij op scherp heeft gezet,
een “gedicht” ontdekken zal.

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr 7





04/02/2012



Diest - Het optreden van een aantal topdichters in Jeugdhuis Tijl ging compleet verloren omdat het publiek totaal niet geïnteresseerd leek.
Poëzie heeft het moeilijk in Vlaanderen.
Vorige week raakte bekend dat de verkoopcijfers van poëzie sterk terugvallen. Het concept Weg met Dichters probeert om daar wat aan te doen. Een paar bekende figuren uit de poëziewereld toeren 2 dagen in een busje rond in Vlaams-Brabant. Ze lezen voor uit hun werk op plaatsen waar je dat niet zou verwachten. "De bedoeling is om doelgroepen te bereiken die anders nooit met deze dichters in contact zouden komen’" zei cultuurbeleidscoördinator van Diest Falke Lambrechts.
Risico
Bij de selectie van die doelgroep hadden de organisatoren in Diest een zwaar risico genomen. Ze kozen ervoor om de kunstenaars vrijdagnamiddag te laten optreden in Jeugdhuis Tijl. Het publiek van het jeugdhuis bestaat op dat moment uit een paar tientallen humaniorastudenten die net een lange schoolweek afsluiten en aan het weekend willen beginnen. Niet alleen het bereiken van die doelgroep is een uitdaging, ook de timing is een zware handicap.


Onverschilligheid
Stadsdichter Rik Tulkens mocht de voorstelling aftrappen. De kwaliteiten van Tulkens als dichter staan boven elke twijfel maar in de opdracht om de aandacht van het publiek van het jeugdhuis te wekken slaagde hij niet. De stadsdichter haastte zich een beetje zielloos door een werkje en liet daarna het podium aan de gastdichters.
Tjitske Jansen nam het van hem over. Van deze winnares van de Anna Bijns Poëzieprijs zou je toch voldoende podiumvastheid mogen verwachten. Maar de apathie van het publiek haalde haar helemaal onderuit. Ruben Focketeyn, de jongeman die pas in laatste instantie was opgetrommeld als muzikant, probeerde haar nog te steunen maar Jansen geraakte nauwelijks nog uit haar woorden. Ze maakte snel komaf met haar eerste gedicht en vluchtte van het podium.
Ellen Deckwitz deed het beter. "Of jullie luisteren of niet kan me geen barst schelen", zei ze. Dat maakte indruk. Ellen werkte haar nummer samen met Ruben op een doorleefde manier af.
Maarten Ingels tenslotte vond wel aansluiting met de zaal. Hij straalt van nature een lichtvoetige nonchallence uit en dat kan het jonge volkje wel appreciëren.
De show werd afgesloten door zanger-componist Ruben Focketeyn. Een barkruk, een gitaar en een jonge man die een paar intimistische liedjes zingt met een voor zijn leeftijd doorleefde stem. Meer moet dat niet zijn om de aandacht van een zaal tienerjongeren te krijgen. Focketeyn is een absoluut toptalent in zijn genre.
Het concept Weg met Dichters verdient erkenning. De vraag is echter of de keuze van de locatie en de timing niet beter moeten doordacht worden. De mensen die vrijdag op het podium stonden kunnen poëzie een hip imago geven. Maar het bizarre verloop van het optreden in Diest was geen publiciteit voor deze kunstvorm.


Hedwig Neesen



donderdag 28 november 2013

ZOMER1957

Wie een oudere man tot stadsdichter aanstelt haalt natuurlijk de nostalgie met bakken in huis, het kwijlend gemijmer over vroeger en hoe alles toen leuker was: het leven veel socialer tijdens zomers die schaamteloos warmer waren en die natuurlijk veel langer duurden..
Niet iedereen heeft daar wat aan.
Want natuurlijk heeft niet iedereen de zomervakanties van zijn jeugd op de Halve Maan gesleten, kauwend op “zjizjip” of “tutteflut”.
Natuurlijk weet niet elke toevallige lezer nog wie “den Tist” was, wie André Darrigade en wie Thomas Pips.
En wie heeft nog de geur van gebakken “boestring” in de neus?
Maar de opdracht bij het gedicht Zomer1957 geeft dan ook duidelijkheid omtrent de doelgroep waarop gemikt werd: “voor wie het zich herinnert”.
Met de achterliggende gedachte dat wie lectuur zoekt geschikt “voor lezers van 7 tot 77 jaar” dan maar Kuifje moet lezen.






Zomer1957

(voor wie het zich herinnert..)

vroeger nam de zomer al zijn tijd,
paste niet zuinig op zijn tellen,
telde niet schraperig zijn passen,
wilde van geen wijken weten,
maar sleepte zich vadsig voort,
rekbaar als zjizjip en tutteflut.
wij waren onbekommerd jong toen,
goudvissen in een bokaal vol zon.

de Halve Maan was St Tropez
waar de aankomende meisjes
hun eerste bikini en hun pas
aangeschafte borstjes kwamen showen
terwijl hun ogen, op moedersbevel,
banghartig bliksemden
dat wij, hoewel aankomende jongens,
echt nérgens mochten aankomen.

ongenaakbaar hoog boven het water,
tronend op zijn redderstoel,
keek “den Tist” aandachtig toe
en zag dat wij nog te redden waren,
terwijl uit de krakende luidsprekers
boven de “kabinnekes”
een aankomst in de ronde van Frankrijk
hopeloos verloren ging in het geroezemoes.

“André Darrigade!” riep iemand,
maar de uitslag bleef onduidelijk tot wij
- oh wonder van techniek - een paar uur later al,
alles konden lezen in de “rondegazet”,
rondgeschreeuwd door kwieke krantenjongens,
zodat nog slechts één cruciale vraag overbleef:
waar in de cartoon van Thomas Pips
verschuilt zich vandaag het muisje?


          


als vroeger de zomer
de stad had ingepalmd
en de Demer flink uit de bek stonk,
dan zetten de mensen aan de voordeur
stoelen op de stoep, troepten ze samen
en dan werd daar, in de laffe zwoelte
van de onwillig invallende schemering,
de stadskrant bijeen gekletst.

ergens op een achterkoertje
werd door iemand
een “boesterink” gebakken
boven een zinken emmer
en de geur bracht zoveel anderen
op hetzelfde sluimerend idee
dat weldra de ganse straat
vol vetgebakken haringlucht hing.

die zomer nam het leven
schaamteloos zijn gemak
en rekte zich stroperig uit.
wij waren zonnekinderen,
sterfelijkheid was ons nog vreemd,
de tijd trapte nog niet op zijn adem
en wij dachten argeloos
dat dit eeuwig zou blijven duren.

wanneer toch heeft
de stroomversnelling
zich ingezet?

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr 8

woensdag 27 november 2013

VLEUGELS

Na enkele omzwervingen in de nasleep van de tweede wereldoorlog (via Westmalle, Poulseur en Leopoldsburg) wordt in 1953 de Citadel van Diest de standplaats van het 1 bataljon Para-commando. Een boogscheut verwijderd van de vertrouwde Drop Zone van Schaffen.
Vanaf dat ogenblik overheersen de Para’s, het stadsbeeld.
Hoe vaak zag ik ze niet afgepeigerd hijgen over de Vesten: zwaarbepakt in de zomer, in lichte sportkledij in de winter.
En al maakte de stad ook kennis met de ongedisciplineerde hormoonopstoten van het jonge krijgsvolk en werden café “De Valk” en dancing “Elysée” geregeld het slagveld voor wilde stamineegevechten, de bevolking, sloot “onze” Para’s figuurlijk in de armen. 
Heel veel Diesterse meisjes deden dat ook letterlijk. 
En de lokale middenstand moest op geen enkel ogenblik worden overtuigd van de voordelen die een garnizoensstad opleverde.
In 1997 aanvaardde de stad Diest het peterschap over het bataljon en die affiliatie zou de onverbrekelijke band met de eenheid bestendigen. 
Veel eerder al, in 1979, werden op de Grote Markt van Diest voor de allerlaatste keer de rode mutsen plechtig uitgereikt.
Ook nadat het bataljon geroepen werd de Citadel te ontruimen ingevolge het krampachtig maar hopeloos bevochten plan “De Crem” van 2011, blijft de stad jaar na jaar zijn Para’s met genegenheid terug ontvangen tijdens hun jaarlijkse “Remember-day”.
Op 31 augustus 2013 werd hiervan de derde editie georganiseerd op de heilige grond van de Citadel.

Voor die gelegenheid schreef ik “Vleugels”, waarmee metaforisch gereflecteerd wordt naar mijn eigen jeugd. Alweer nostalgie.


Vleugels

(voor "onze" Para's)

de vooraanstaanden stààn
natuurlijk niet van voren,
ze zìtten prominent vooraan,
te blinken in de floere najaarszon
die scheert over de eretribune,
hier op deze heel bescheiden
maar groot genoemde markt
van onze oude garnizoensstad.

terwijl Pegasus, het nobele rijdier
van de goden en de dichters,
over de goudbeschenen daken zeilt
staan hier, roerloos in Spartaanse rijen,
Belgiës beste zonen klaar om
na weken van martiaal labeur,
hun vleugels uitgereikt te krijgen
en fier-wijnrode mutsen.

Ik sta erbij en kijk er naar en mijmer:
ooit was ook ik hier gretig jong
en klaar om het leven roekeloos
naar de keel te grijpen
er toen nog vast van overtuigd
dat het weinige dat al was geweest,
onherroepelijk zou verbleken
bij het vele dat nog komen zou.

hier in deze stad zette ook ik,
met veel vallen en weer opstaan,
met builen en met blutsen,
mijn allereerste stappen
op de hindernissenbaan
die men leven noemt en kreeg ook ik
mijn levensvleugels opgespeld,
klaar om hoopvol uit te vliegen.

waarna ik dan, daarnamaals,
met wijnrode oortjes en slechtgemutst,
op die frêle wassen wieken,
in een vermetele vrije val
en in verbeten overgave, net als
die stoere jongens, te vaak
uit de lucht getuimeld ben, en leerde
dat wie durft niet altijd wint.

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr 9

dinsdag 26 november 2013

HOFHEIDE


Vroeg of laat
is alles calciumfosfaat..

Eind juli 2013 viel volgend opbeurend schrijven via de dienst Cutuurbeleid in mijn mailbox en weerhield al mijn (nog) levende aandacht:

Aan het college van burgemeester en schepenen,
Aan de informatieambtenaar, de stads(dorps)dichter
Beste,

Binnenkort zal het crematorium Hofheide officieel geopend worden.
Hofheide is op zoek naar een passend gedicht, dat mee de ziel van het crematorium zal vormen. Dit gedicht (of proza stukje) zal in brochures staan, op de website, op tal van publicaties van het crematorium.
U heeft misschien een stads- of dorpsdichter in huis. Wij kijken uit naar een mooie tekst.
Wij kunnen alle mooie teksten gebruiken en verwerken bij ceremonies, maar de (volgens ons) mooiste tekst krijgt een VIP statuut.
Wij bieden de dichter:
- onsterfelijkheid van zijn/haar gedicht
- een plaat met het gedicht in het gebouw
-de mogelijkheid om het gedicht zelf voor te dragen op de officiële opening
-een VIP behandeling tijdens de officiële opening

Tips voor de dichters/schrijvers
- het gebouw is opgetrokken uit zichtbeton en cortenstaal
- het gebouw ligt in een natuurgebied en is omgeven door een vijver
- het mag dan wel voor een crematorium zijn, directe verwijzing naar dood kan misschien vermeden worden maar mag suggestief aanwezig zijn.

Wij kijken uit naar uw ideeën, die we graag zien toekomen tegen uiterlijk 25 augustus, via mail of op onderstaand adres.

Met vriendelijke groeten,
Jacques Roggen
Directeur

De stadsdichter bladerde in zijn archieven en het gedicht “Als kringen in het water” werd met onderhavig schrijven aan de verantwoordelijke Cultuurbeleid als bijdrage ingezonden.

Beste Falke,

Het is natuurlijk nogal pikant te vernemen dat de directie van uitgerekend een crematorium "onsterfelijkheid" belooft aan de schrijver van een passende tekst die de “ziel” van hun recyclagefabriek weet te vatten en hem bovendien een VIP-behandeling belooft (weliswaar tijdens de officiële opening, maar toch: angst slaat mij om het hart...
Een passende tekst, wars van elke "directe verwijzing naar de dood"... zo wordt gevraagd. Een aanbeveling met een hoog “don't mention the war-gehalte” dus…
Anderzijds staat het wel vast dat "dichters" natuurlijk onsterfelijkheid als het grootste goed beschouwen, daarvoor doen ze het uiteindelijk, daarom schrikken ze er zelfs bij gelegenheid niet voor terug om de dood zelve als muze op de schoot te nemen.
Maar de "ziel van een crematorium" - al dan niet opgetrokken in "zichtbeton en cortenstaal", met, voor de dode momenten, een leuke zwemvijver op loopafstand… ik weet eigenlijk niet goed wat ik me daar moet bij voorstellen...
Want de dood heeft zoveel gezichten.
Hein overvalt ons nu eens brutaal bij daglicht, als een onverbiddelijke struikrover.
Dan weer komt hij als een dief in de nacht en graait alles stiekem weg,.
Of hij werkt als een geduldige afbreker, dag na dag, steen per steen.
De modus operandi bij zijn werkzaamheden kan verschillen, maar dat onderscheid blijkt niet uit wat uiteindelijk uit de schouw dwarrelt.
Ik heb geen tekst klaar die "de ziel" van een crematorium verwoordt.
Ik heb wel ooit een tekst geschreven voor het doodsprentje van mijn Mimi.
Ze werd 94 jaar.
En ze is in schuifkes van mij heen gegaan.
Elke dag werd de afstand weer wat groter.
Ze heeft er een tien jaar over gedaan.

Als jij denkt dat deze tekst een deel van de “ziel van een crematorium in zichtbeton en cortenstaal” kan vertolken of geschikt is om gedeclameerd te worden aan de oever van de zwemvijver, dan mag je erover beschikken en het als Diesterse bijdrage verzenden.
Verzeker in voorkomend geval het copyright voor de stad.
En laat ons hopen dat ons, net voor de verassing, een verrassing wacht...

Onsterfelijke groeten,

rik

Mijn gedicht werd niet als winnaar weerhouden.
Geen onsterfelijkheid!
Geen VIP-behandeling!
Val nu dood zeg!

Als kringen in het water

(voor Mimi)
Oude mensen sterven
niet schielijk. 

Ze zijn jaren bezig
ons te verlaten.
Ze drijven langzaam
van ons weg.
Elke dag een beetje.
In kleine stukjes.
Tot alles op is.

Net zoals,
wanneer men
een steen
werpt in een vijver,
de golving steeds verder
van het invalspunt afdrijft,
aan kracht verliest,
en aan een onzichtbare grens
onmerkbaar
terug opgaat
in het grote water.

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr 10

maandag 25 november 2013

VROUWENDAG

Het Vrouwen Overleg Komitee groepeert individuele vrouwen van diverse strekkingen die zich feministisch en maatschappijkritisch opstellen. Het is een pluralistische en open organisatie die kritische reflectie koppelt aan concrete actie.
Sinds 1972 is deze feministische denktank de drijvende kracht achter de jaarlijkse nationale vrouwendag die telkens op 11 november wordt aangericht.
Reeds voor “Vrouwendag 2012” werd de stadsdichter door de voorzitster van de plaatselijke afdeling benaderd met de vraag een gedicht te schrijven voor deze prachtige gelegenheid.
Op mijn vraag werden mij ter inspiratie enkele (!) slagwoorden aangereikt: gezondheid, onderwijs, voorbehoedsmiddelen, gezinsplanning, vrouwenarbeid, seksualiteit, voeding, verkrachting, toestand vluchtelingenkampen, vrouwen in de politiek, economie, sociale leven, cultuurbeleid, godsdienst en of leerstelling, leger, milieu, sport, opvoeding kinderen, omgaan jongeren, probleem van de vergrijzing.
Maar het mocht ook gaan over dansen, theater, grappig zijn, zich mooi maken, kleding, lichaamsverzorging of gezond leven…
Kies maar uit deze kleine lijst "vrouwenproblemen" leek de voorzitster mij uit te dagen
Hoe onmondig de stadsdichter toch die hiermee niet aan de slag kon.
Maar zo was het nu eenmaal…
De Muze is een grillige maîtresse.

Het algemeen thema van de nationale vrouwendag 2013 was “Stereotypen”.
Bots jij ook, zo vroeg het Vrouwen Overleg Komitee zich dat jaar af, op stereotypen die mensen voortdurend opdelen in hokjes als vrouw/man, kleur/wit, oud/jong...?
En de denkgroep wilde dat op deze Vrouwendag “met een genderbril” gekeken werd naar de stereotypen in het alledaagse leven en de clichématige verwachtingen ten opzichte van vrouwen, maar ook van mannen binnenstebuiten keren.
En kijk: mijn pen ging vanzelf op drift om het hardnekkige stereotype “sterke man/zwakke vrouw” tot de grond te slopen.

Geloof me maar, zoiets kan deugd doen.

Vrouwen

(voor wie zich aangesproken voelt)

Vrouwen van weleer,
die schuinigschots en slordig
over mij heen schaatsten
als over één nacht kwakkelend ijs,
die schijngeilig bij mij neerstreken
voor een korte tussenlanding
met al hun zuinige tederheid
als verdachte smokkelwaar
weggemoffeld in hun handbagage.

Vrouwen van voordien,
de doodlopende stegen
waarin ik verdwaasd
mezelf te pletter liep,
die mij schoorvoetend beminden,
aan wie ik, slafelijk en gedwee,
onhandige lippendienst bewees
en die ik als een stekeblinde
met mijn vingertoppen las.

Vrouwen van ooit eens,
als dwaallicht en als losse eindjes,
als lege schelpen op het strand.
te dikwijls een vage belofte
die niet werd ingelost
te vaak een vlucht vooruit
waarvan ik ontredderd thuiskwam
zoals van verre vreemde reizen,
met een jetlag aan het hart.

Vrouwen van geweest,
als jachthonden snuffelden ze
een onbestemde tijd rusteloos
door mijn dagen, tot ze weer
een nieuw geurtje in de neus kregen.
en vertrokken dan, als een begrafenisstoet,
haastig naar vergetelheid onderweg,
en op het eind waarvan
het verdriet al flink was uitverdund.

Vrouwen van destijds,
ze kruisten soms lukraak mijn pad
en leken dan, heel even maar,
alleen mij aan te kijken,
maar keek ik daarna achterom
dan waren ze alweer verdwenen.
ze draaideurden losjes door mijn leven,
ademden ongewisheid uit en maakten
van ieder bed een twijfelaar.

Vrouwen van voorbij,
ze waren mij als boeken:
uitgelezen gezelschap
tot ze uitgelezen waren.
soms zie ik hun beeld
nog eens vluchtig terug,
voorbijdwarrelend aan mijn raam,
op een grauwe novemberdag of zo,
als het oude wijven regent.

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr 11

zondag 24 november 2013

CULTUURRAAD - ALTE KAMERATEN


Een van de opdrachten van de Stedelijke Cultuurraad Diest bestaat erin de werking van de plaatselijke verenigingen te stimuleren, onderling overleg en samenwerking tot stand te brengen en de activiteiten in de culturele sector te coördineren.
Tweemaal per jaar treedt de Sint Joriszaal van het stadhuis buiten zijn oevers wanneer de vertegenwoordigers van de vele Diesterse verenigingen er samen drummen voor een plechtige algemene vergadering. Met in de nasleep, als alle rook is opgetrokken, een (voorlopig nog..) ruimhartig door het stadsbestuur aangeboden receptie er bovenop. Een mens zou zich voor minder vanachter de TV ophijsen.
Op de halfjaarlijkse algemene vergadering wordt ook traditiegetrouw de stadsdichter uitgenodigd om wat lichtvoetigheid te komen verkruimelen tussen de zwaarwichtige frasen over cultuurbeleid, doelstellingen, masterplannen en subsidieregelingen.
Het feit dat ik aldus op geregelde tijdstippen oog in oog stond met de vertegenwoordigers van zowat honderd Diesterse verenigingen zegt heel veel over de vitaliteit van het verenigingsleven in deze stad. Het feit dat ik van geen enkele van deze verenigingen zelf lid ben zegt dan weer alles over mijzelf.
Nee, ik ben dus niet echt wat je een verenigingsmens kunt noemen.
Daarover geïnterpelleerd, verantwoord ik me altijd met de boutade van de Amerikaanse komiek Groucho Marx die schamper verklaarde: “Ik weiger lid te worden van verenigingen die snullen zoals ik als lid willen aanvaarden”.
En toch: er is een uitzondering!
Na mijn actieve loopbaan ben ik toegetreden tot de Kring van de Reserveofficieren van Diest, de KRODI, een vereniging onder voorzitterschap van de in heel de stad wereldberoemde ere luitenant-kolonel Jeffrey Sprockeels.
De KRODI: een slagvaardig maar uiteraard uitdunnend clubje, verwikkeld in een hopeloos achterhoedegevecht met de tand des tijds. De KRODI: de Home Guard en de Garde Civique in één verenigd.
Sinds de Russen definitief naar de steppen werden teruggedrongen zijn er geen reserveofficieren meer nodig en is dus de vijver leeg waarin naar nieuwe leden kan worden gevist. Zodat, telkens wanneer de voorzitter (tegen beter weten in) enthousiast uitroept dat de KRODI een bloeiende vereniging is, er altijd wel iemand is die oneerbiedig opmerkt: ”Jaja, vooral een doodbloeiende vereniging!”
Maar in afwachting van de onafwendbare ondergang blijft het een manmoedige maandelijkse samenscholing van een stel kranige en nostalgische oude krijgers.
En er worden waarschijnlijk nergens straffere verhalen verteld (en herhaald en herhaald, en..) dan tijdens die maandelijkse vergaderingen. Tenzij in de plaatselijke vissersclub misschien. Ik zou het niet weten, ik ben er natuurlijk geen lid van.
Verhalen zoals vroeger op zondagavond op een van die droefgeestige, rammelende soldatentreinen. Want als er door de reserveofficieren hoegenaamd nog geschoten wordt, dan is het met spek.
15 november, feest van de Dynastie, blijft de hoogmis van de vereniging.
Dan wringen diegenen die dat nog lukt, zich in hun rafelige gala-uniform, dan worden de eretekens uit het naaimandje gehaald en opgepoetst en dan wordt in Hof te Rhode een heuse korpsmaaltijd van zes gangen manhaftig overwonnen.
Voor mijn wapenbroeders en als eerbetoon voor het algehele Diesterse verenigingsleven schreef ik volgend gedicht, dat ik “Alte Kameraden” heb genoemd.


ALTE KAMERADEN
(voor mijn wapenbroeders)

Eenmaal per maand zitten ze samen
de woeste krijgers van weleer,
het bier schuimt nog wel in de glazen
maar heel stoer roken mag niet meer.

Dan liegen z’ elkaar sterke verhalen
over hoe het ooit zou zijn geweest,
hoe zij het vaderland behoedden
voor ‘t dreigend bolsjevieke beest.

Hoe zij kloek waakten aan de Weser
de miradors scherp in het vizier,
hoe z’er hun wapentuig ontplooiden:
een oud kanon, een tank of vier…

Er broeit heimwee naar ‘t bivaktentje,
en vage honger naar een C-rantsoen.
de geur van natte legersokken
woont in hun neus, nog net als toen.

Straks gaan zij ‘t uniform weer dragen
op koningsdag, zoals dat moet
medailles, lintjes, ornamenten
als laatste pluimen op hun hoed.

De alcohol vernauwt de grenzen
het slagveld krimpt bij elk verhaal,
Kolwezi ligt plots aan de Demer
en Mogadishu dicht bij Paal.

En als oude, grijze indianen
mijmerend rond een smeulend vuur
zo vallen zij, hier rond de tafel,
in d’ hinderlaag van ’t nachtelijk uur.

En als alle glazen zijn gedronken
en alle heldendaden zijn onthuld,
als gisteren weer is afgestoft,
en het verleden mild verguld,

Als d’oude spoken zijn bedwongen
dan wankelen zij bij kille nacht
onzeker terug naar ‘t thuisfront toe,
waar boos de laatste vijand wacht.

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2015

stadsgedicht 12

zaterdag 23 november 2013

STADSCURSIEFJE #2

Kerstboom
(voor mijn buurman, met excuses)

“Hij moet buiten” zei mijn vrouw en ze wees categoriek naar wat overbleef van wat drie weken eerder zowat de best gelukte kerstboom van het Hageland moest zijn geweest.
“Hij moet eruit! Vandaag nog!!”
Het klonk niet als een bevel, maar veeleer als de koele vaststelling van onweerlegbare feiten. Mannen kennen dat toontje wel…
Na het eindeloze geronk van de stofzuiger hadden wij het trouwens wel verwacht dat we met de neus op onze verantwoordelijkheid zouden worden geduwd.
Het aftakelingsproces van ons kerstsymbool was immers al enkele dagen ongebreideld woekerend aan de gang.
En we waren nu in het stadium gekomen dat er zowat een evenwicht was bereikt tussen het aantal naalden dat nog op de boom stond en het aantal kleurrijke bollen die wij drie weken eerder met zoveel zorg tussen het groen hadden vastgeprikt.
Obligate jinglebell-muziek op de achtergrond en al volop in kalkoenstemming.
“En doe het verstandig,” voegde mijn vrouw er aan toe, “want anders ligt het ganse appartement terug vol naalden en ik blijf echt niet..."
Ze maakte de zin niet af maar ze keek erbij zoals vrouwen kijken als ze op andermans gezond verstand beroep doen. Ook dat soort blik kennen mannen wel…
En met een vingerknip bracht ze weer leven in de manonvriendelijke stofzuiger die, heel gemeen en medeplichtig, terug aan het ronken ging.
Onwillekeurig moesten wij denken aan de platte - en dus enthousiast onthaalde - toogmop die ons even voordien in het rookvrije café “De Sigaret” bij de borrelnootjes was geserveerd: “Stofzuigers zijn net als vrouwen, na een paar jaar maken ze nog wel hinderlijk veel lawaai maar ze zuigen niet meer”.
Het werd ons meteen duidelijk dat het bedenken van de technische oplossing voor een alternatief evacuatieprocedé van het kerstkreupelhout aan ònze vindingrijkheid werd overgelaten.
In ons hoofd gingen de alarmsirenes loeien en werd alarmfase “oranje” van het huishoudelijk rampenplan alvast afgekondigd…
Het is schrikwekkend hoe lichtzinnig weinig aandacht wordt besteed aan dit soort relatieproblematiek in de vele handboekjes die de fundamenten van een leefbaar huwelijksleven proberen bloot te leggen.
Want wat heeft men er als man aan de diepste, meanderende roerselen van de vrouwelijke psyché te doorgronden als men niet de nodige praktische zin kan opbrengen om een uitgerafelde kerstboom van drie verdiepingen hoog naar beneden te halen. Zonder dat de nog resterende helft ervan onderweg achterblijft natuurlijk.
Het lijkt ons niet onwaarschijnlijk dat al heel wat kwalijk aanbaggerende huwelijken tenslotte over een verdorde kerstboom gestruikeld zijn.
Met deze evidentie voor ogen hebben wij met volle aandacht alle oplossingen van het probleem tegen het licht gehouden.
De pro’s tegen de contra’s afgewogen.
Verstandige afwegingen gemaakt.
Uiteindelijk werd het ons duidelijk dat de kortste weg tussen twee punten in dit geval op ons balkonnetje aan de straatkant vertrok.
En dat wij dus, geholpen door het verhullend nachtelijk duister, onze voortaan ongewenste kamerstruik best van het terras naar beneden konden kieperen. Om dan gelijkvloers de opruimingswerken diskreet te gaan afronden.
Daar leek geen naald tussen te krijgen.

Wij hebben dus gewacht tot het donker was.
Tot in het flatgebouw iedereen voor het televisiescherm zat.
Of toch: bijna iedereen.
Want op het ogenblik dat de resten van onze over de terrasreling gekieperde boom de grond moest raken, hoorden wij een door merg en been snijdende, onchristelijke kreet.
Afgaande op de teneur van de daarop volgende woordenvloed, duidelijk van een man wiens nieuwe voorraad “goede wil” in deze eerste donkere dagen van januari al helemaal was opgebruikt.
Bij nader toezien meenden wij zowaar onze bovenbuurman te herkennen in de aangeslagen figuur die vanonder het neergeplofte kreupelhout recht krabbelde....
“Gelukkig Nieuwjaar!” probeerden wij nog aarzelend.

Maar toen ging de bel al...

rik tulkens
stadsdichter Diest 2012-2014
stadscursiefje Nr 2