woensdag 16 augustus 2023

Herinneringen van een kruidenierszoon #5

 Hoofdstuk 5 – Vader 

Ik heb mijn grootvader aan moederskant (“Pa Broek”) niet bij leven gekend, maar volgens de familiekronieken bezat hij slechts één enkel dik boek.

In mijn verbeelding zie ik dat dikke boek daar liggen. In de schamele woonkamer die ik na zijn heengaan in mijn jeugd zo vaak bezocht, op het plankje rechts naast de Leuvense stoof. Met daarboven het rekje met zijn pijpen. Mijn grootvader had veel meer doorrookte pijpen dan doorworstelde boeken. Mijn moeder vertelde vaak dat hij s’nachts wel eens opstond om een pijp te roken… Om te lezen kwam hij niet uit zijn bed…

 



Ik beeld me in hoe hij, met tabaksrook omkringeld, telkens weer opnieuw voor mij uit dat dikke boek het scheppingsverhaal zou hebben voorgelezen. En hoe ik dan betoverd zou zijn geweest door de beelden die door zijn vertelling zouden zijn opgeroepen. Hoe zich, door zijn woorden, in mijn hoofd een luilekker aardsparadijs ontvouwde, waar rivieren vol limonade vredevol kabbelden, waar suikergoed uitnodigend aan de bomen groeide en waar de gebraden kippen, lang voor ze dagelijkse kost werden, je zo maar in de mond vlogen. Alsof het elke dag Webbekom-kermis was…

Maar het meest verbijsterd zou mij dan ongetwijfeld het verhaal getroffen hebben van de verbluffende goocheltruc waarmee de Here God, met één vingerknip, uit een rib van Adam, een cis-vrouw te voorschijn wist te toveren, een wonderbaarlijke, alternatieve verschijning, slechts gehuld in een modieus vijgenblad van Armani.

En s’avonds in mijn puberend bed zou ik dan zorgvuldig mijn eigen ribben hebben nageteld en zou ik onrustig zijn geworden bij de gedachte dat het slechts een goddelijke vingerknip scheelde of ik deelde het bed met 24 vijgenbladvrouwen.

Overigens denk ik niet dat mijn grootvader het bezit van slechts één enkel boek als een enorm  gemis heeft ervaren. Na een dag van zwaar labeur op het veld en de verzorging van een paar koebeesten in de povere stal heeft een mens om te bekomen niet veel meer nodig dan rustig een pijp roken naast de Leuvense stoof.

De Bijbel was voor mijn groorvader ongetwijfeld, zoals geleerde mannen beweren, wat dat Boek reeds in de Middeleeuwen voor God’s uitverkorenen in dit aardse tranendal was: dé grote universele encyclopedie die alle ultieme waarheden bevatte.

Het Latijnse woord waarmee de Bijbel aanvankelijk werd aangeduid was, zo zeggen de geleerden, trouwens niet "biblia" maar "bibliotheca". En bibliotheca betekende zowel de verzamelplaats van de boekdelen als het geheel van de teksten zelf, die samen het Oude en het Nieuwe Testament vormden. De Bijbel dus.

Zoals eeuwenlang voor hem, was de Bijbel voor mijn grootvader waarschijnlijk het definitieve handboek dat de volledige synthese en de onbetwistbare verklaring bevatte van zowel het hemelse als van het aardse. En wie zoals hij daaromtrent kennis wilde verwerven kon in deze "bibliotheek" alle antwoorden vinden. De Bijbel was het World Wide Web voor mijn grootvader en zijn tijdgenoten!

 Mijn vader had een kleine collectie boeken.

Die verzameling werd op geregelde ogenblikken aangevuld door een kuise zending van het Davidsfonds en die boeken vonden dan hun plaats in de door mijn vader zelf getimmerde boekenkast die, op pré-Ikea wijze, soepel meegroeide zodat zijn aanwassende collectie er op elk ogenblik netjes kon in worden opgeborgen.

Maar ook al had hij wel een bescheiden bibliotheek, mijn vader had in feite ook maar één boek. Want zijn hele leven lang heb ik hem slechts één boek weten lezen en herlezen en dus stuk lezen: de trilogie “De mannen van de Bounty”.

 

 
             

 

Het exotische verhaal van de muiterij tegen de hartvochtige kapitein William Bligh die door Luitenant Christian Fletcher en zijn meutend gevolg, in de Stille Zuidzee overboord werd gezet.

Waarna de muiters, samen met een onderweg opgepikte lading frisse inheemse strorokjes dames, na maanden omzwerving om aan de Britse galg te ontsnappen, op het paradijselijke eiland Pitcairn aanmeerden. En het schip letterlijk achter zich verbrandden.

Als ik mijn vader vroeg waarom hij telkens opnieuw dat boek ter hand nam dan mompelde hij iets over “de roep van de zee” en “het heroïsche zeemansleven”...

Uit de schoolbibliotheek nam ik voor hem dan ook steeds een “boek over de zee” mee naar huis. Maar ik denk niet dat hij er ooit in gelezen heeft. Mijn vaders hart toefde blijkbaar enkel op het paradijselijke eiland Pitcairn.

Veel later heb ik de Bounty-trilogie zelf gelezen.

En toen besefte ik dat mijn vader niet zozeer gegrepen werd door de “roep van de zee” maar dat zijn stukgelezen Bounty-boek hem zijn leven lang heeft helpen dromen van een ongerept gelukzalig leven te midden jonge inheemse meisjes in amper een rokje en aan wie de blanke missionaris de dwingende regel van een kuise BH nog niet had weten aan te praten.

En ik besefte dat dit beduimelde boek mijn vader toeliet te ontsnappen aan de dagdagelijkse sleur, dat hij dank zij dit boek de saaiheid van zijn banaal kruideniersleven kon dragen en overstijgen. Het boek was mijn vaders ultieme reddingssloep… Een overlevingskans. Zoals voor kapitein Bligh…

En ik leerde vooral de levensles: “Wie niet leest, leeft maar één enkel leven!”

Later, in mijn studententijd, leerde ik bibliotheken vooral kennen als imposante grauwe gebouwen waar, op het eerste zicht, geen boek te bekennen was. Wel stonden er enorme fichebakken, waarin op goed geluk moest worden gezocht naar hoogstaand drukwerk waaruit dan onbeschaamd kon worden geciteerd om aan een af te leveren universiteitsachtige thesis een schijn van wetenschappelijkheid te geven.

Na de zoektocht in de fichebakken, geholpen door een ingewikkelde “universele decimale classificatie” (UDC), schreef men de veelbelovende titels op een formuliertje, men drukte op een belletje.

En kijk, uit de duistere ingewanden van de bibliotheek verscheen dan, na enig onvoorspelbaar tijdsverloop, een sloffende grijze stofjas die met dat formuliertje terug in de coulissen verdween en die, in functie van zijn humeur van de dag, na min of meer lange tijd, de gevraagde muf ruikende werken op de balie kwam deponeren.




 De tachtiger jaren, nog net voor de computer en het internet voor iedereen binnen handbereik kwamen, waren de hoogdagen van het bibliotheekwezen. Elke stad en elk dorp kreeg zijn Cultuurcentrum en elk Cultuurcentrum zijn Openbare Bibliotheek. Met bijna in elke straat een plaatselijke uitleenpost. Diest kon natuurlijk niet achterblijven.

De stedelijke bibliotheek werd dé plaats waar mijn kinderen op zoek gingen naar documentatie als ze op school een spreekbeurt moesten geven over “Mijn hamster” of, het jaar nadien, over “Mijn hamster”.

Maar de digitale evolutie was niet te stoppen. De kinderen van vandaag lepelen “de wereld” op van het scherm: van het televisiescherm, van het computerscherm, van het scherm van de tablet, van het scherm van de smartphone…

Vergeleken met de wondere, flitsende wereld van het internet vinden ze boeken dikwijls saai. En daar hebben ze soms best wel gelijk in ook.

En de door de leraar Nederlands opgelegde “te lezen” boeken, zorgen slechts zelden voor een “coup de foudre” met de schone letteren. Woorden kunnen inderdaad wat schraal aandoen als je het vergelijkt met een blitz computerspel, waar je de meest wonderbaarlijke avonturen kan beleven door op een knopje te drukken.

Het kan onbegonnen werk lijken maar ik zal mijn nageslacht moeten blijven overtuigen van het feit dat een boek helemaal geen banaal stapelje woorden is, maar een regelrecht wonder, verpakt in een bundeltje papier.

Ik zal hen moeten blijven voorhouden dat woorden evenzeer magische knopjes zijn die allerlei beelden, gevoelens, kleuren en geuren in het hoofd kunnen losweken. Hen leren dat er al lezend een unieke wereld tevoorschijn kan worden getoverd, een wereld die zich moeiteloos vermengt met de eigen ervaringen. Een wereld die je laat huilen of laat lachen, laat sidderen of intens genieten.

Mijn grootvader had één boek.

En mijn vader had in feite ook maar één enkel boek

Ik vrees dat mijn achterkleinkinderen ook niet méér dan één boek in huis zullen hebben.

Jammer, maar dan is de circel wel rond.

2 opmerkingen: