In september 2012 besloot de redactie van de Morgen
het woord “allochtoon” niet meer te gebruiken in zijn kolommen.
De term zou te zeer polariseren en hele
bevolkingsgroepen stigmatiseren en wegzetten.
Een alom toegejuichte beslissing natuurlijk want
op slag waren alle problemen met bedoelde bevolkingsgroepen van de baan: onze gevangenissen waren weliswaar nog overbevolkt, maar eensklaps waren er helemaal geen allochtonen meer bij.
Nu was er oorspronkelijk niets mis met dat woord: het woord allochtoon komt namelijk van het Griekse “allos” (andere) en “chtoon” (streek), en betekent dus gewoon “afkomstig van een andere streek”.
En het zegt dan ook duidelijk en zonder enige bijsmaak wat
het zeggen wil.
Ik woon net over de stadsgrens in het onherbergzame Limburg. Als u mij dus Diest ziet rondwandelen dan kijkt u naar een “allochtoon”.
Maar mettertijd werd “allochtoon” toch meer en
meer, en tenslotte uitsluitend, gebruikt voor laag opgeleide inwijkelingen uit Zuiderse
landen.
Wij zouden een Chinees, laat staan een Waal nooit
een “allochtoon” hebben genoemd.
In ons taalgebruik komt dat nogal eens voor: een compleet onverdacht en onbeladen woord krijgt gaandeweg een negatieve conotatie, wordt daarom als beledigend ervaren en wordt dan maar weggemoffeld en… verboten!.
En dan begint de zoektocht naar een ander,
“properder”, zeg maar naar een “politiek correct” woord.
Veel eerder dan de redactie van de Morgen en lang voor het losbarsten van de gekke Zwarte Piet-discussie heb ik
rond deze problematiek al een diepgravend filosofisch stukje gepleegd dat ik
graag met jullie wil delen...
“Eufemismen” heet het.
EUFEMISMEN
De tijd vliegt en de mensen veranderen…
Mijn grootmoeder schrok zich nog een kriek toen ze
haar eerste appelsien onder ogen kreeg.
De zee heeft ze nooit gezien.
Laat staan het buitenland.
Ook aan mijn vader was het buitenland niet
besteed.
Er was te veel buitenland, zei hij.
En het lag hem allemaal veel te ver weg.
Als hij achteraan in de tuin een perkje stond op
te harken werd hij al verteerd door heimwee naar huis.
Zei hij.
En onze tuin was niet eens zo groot.
Naar het buitenland weigerde hij dan ook te gaan
Maar hij kon niet beletten dat het buitenland hem
twee keer holderdebolder ongevraagd heeft overrompeld.
Een eerste keer in 1914.
En wiederum in 1940.
Toen kwam het buitenland ongevraagd naar hem toe.
Toen is hij ‘s avonds in België gaan slapen en
werd hij, tot zijn grausame verbazing, ’s morgens in Duitsland wakker …
Gewekt door het gedreun van de stiefels en de
stuka’s.
Hij was er het hart van in…
Zijn heel leven lang heeft hij er niet kunnen over
zwijgen.
Het meest “exotische” tafereel dat mijn vader vóór
juli 1958 had aanschouwd was dan ook een bord macaroni.
Dat jaar echter werd zijn horizon drastisch
verruimd.
Want op de grote wereldtentoonstelling van
Brussel, zag hij voor de eerste keer van zijn leven een neger.
Ik bedoel een echte neger.
Niet zo een knikkebollend, wiebelend, plaasteren
ventje.
Dat, met “Dank u, dank u..”, bruingebakken en
ongesneden, op de toonbank bij bakker Van Perck in de Niefstraat aan fondsenwerving deed.
Voor de paters Scheutisten.
Neen, een neger in levenden lijve…
Van een cultuurschok gesproken!
Toen hij ‘s avonds bij terugkeer uit Brussel in
het station van Diest van de trein stapte mompelde hij nog steeds wezenloos
voor zich uit: “Een neger godverdomme, mensen toch, een neger, een échte neger
godverdomme!”..
In de huidige tijdsgeest zou hij natuurlijk
onmiddellijk tot respectvoller taalgebruik worden aangemaand.
“Godverdomme” zou nog mogen.
Maar inmiddels blijkt “neger” een scheldwoord te
zijn dat bij gebruik onverbiddelijk tot strafrechtelijke vervolging zal leiden.
Dus opgelet mensen: noem vandaag een neger nooit
nog een neger hé!!
“Blanke” mag - voorlopig - nog wel.
Maar geloof me maar: nu steeds vaker de Zwarte
Piet niet correct want vernederend en racistisch wordt bevonden zal weldra ook
de Witte Kerst in vraag worden gesteld.
De behoeders van de politieke correctheid hebben
mettertijd een even uitgebreid als creatief vocabularium van eufemismen bedacht
en aangereikt.
Een woordenschat die voortdurend op grofheden
wordt gefilterd en verder verfijnd.
Mijn moeder noemde een “invalide” nog, tja… gewoon
een “invalide”.
Tot werd voorgeschreven dat we, uit respect,
éénarmige, slechtziende, dove en astmatische rolstoelpatiënten met een open rug
een “minder”valide hoorden te noemen. Mindervalide!!
Je moet je maar van al je mogelijkheden beroofd
weten en dan door je omgeving “minder” valide worden genoemd.
Verdomme nog aan toe zeg..!
Hoeveel minder is dan echt niks?
Maar kom, we hebben de onfortuinlijke medemens dus
een tijdje heel braafjes en volgzaam correct “mindervalide” genoemd.
Net zolang tot er ons werd op gewezen dat het
“minder” in “mindervalide” eigenlijk toch ook wel de persoonlijke waardigheid
van de op ongelukkige wijze beperkte soortgenoot beledigend aantastte.
En ons de term “andersvalide” werd voorgeschreven.
Andersvalide!!. Gewoon valide dus. Maar hélemaal
anders!!
Om je kreupel te lachen. Of moet ik zeggen: om je andersvalide te lachen?
In dezelfde sfeer van verhullend respect en politiek
correct meedogen mag vandaag iemand die illegaal ons grondgebied binnendringt
geen overtreder van de wet worden genoemd. “Sans-papier“, is de correcte term, “medemens
zonder papieren”.
Net zoals een drugsdealer dus eigenlijk een
apotheker is zonder papieren.
Een pedofiel een kleuterleider zonder papieren.
Een deurwaarder een verhuizer zonder papieren.
En een verkrachter een gynaecoloog zonder
papieren…
En nu wil ik nog graag aannemen dat een stationstoilet doorgaans een WC zonder papieren kan worden genoemd. Tot daaraan
toe.
Maar al de rest zijn belachelijke eufemismen.
Reukwerende kattenbakkorrels van de taal!
Okselspray voor ons vocabularium!!
Maar kom, zo ver staan we nu eenmaal: een invalide
is inmiddels een “anders-valide”.
En “neger” kan écht niet meer.
Laten we het dus voortaan consequent hebben, niet
over een neger, niet over een minder-blanke maar zalvend over een “anders-blanke”.
En mijn vader, die amper de grenzen van zijn eigen
achtertuin heeft overschreden, was dan ongetwijfeld: een anders-wereldreiziger.
Ja, de tijd vliegt en de mensen veranderen.
De tijd verandert.
En de mensen zien ze vliegen.
rik tulkens
(Uit "Blessuretijd", cabaretprogramma 2010)
rik tulkens
(Uit "Blessuretijd", cabaretprogramma 2010)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten