(voor Emy)
soms is het
in mijn mistig hoofd
nog onvergankelijk zomer.
nog onvergankelijk zomer.
en
dan sta ik,
als een anachoreet,
als een anachoreet,
aan
de straatkant
van
mijn
spelonkenleven,
spelonkenleven,
doelloos uit te kijken
over
het vertrouwde
vluchtpad
dat
naar ginds
en overal,
en dus
en overal,
en dus
naar
nergens,
leidt.
leidt.
en
dan zie ik,
op mijn hersenscherm
jou daarginds,
op mijn hersenscherm
jou daarginds,
in
een onwezenlijke
countre-jour,
mijn
kant op komen,
als een aanzwellende,
lichtverblindende stip,
als een aanzwellende,
lichtverblindende stip,
voortgetrokken
door
een uitgelaten hond.
en
dan weet ik:
dat
was één van die
overrompelende,
door de goden
door de goden
gezegende momenten
die achteloos
als zand
door mijn vingers
als zand
door mijn vingers
ritselden.
rik
tulkens
Geen opmerkingen:
Een reactie posten