Na enkele omzwervingen in de nasleep van de tweede wereldoorlog (via
Westmalle, Poulseur en Leopoldsburg) wordt in 1953 de Citadel van Diest de
standplaats van het 1 bataljon Para-commando. Een boogscheut verwijderd van de
vertrouwde Drop Zone van Schaffen.
Vanaf dat ogenblik overheersen de Para’s, het stadsbeeld.
Hoe vaak zag ik ze niet afgepeigerd hijgen over de Vesten:
zwaarbepakt in de zomer, in lichte sportkledij in de winter.
En al maakte de stad ook kennis met de ongedisciplineerde hormoonopstoten
van het jonge krijgsvolk en werden café “De Valk” en dancing “Elysée” geregeld
het slagveld voor wilde stamineegevechten, de bevolking, sloot “onze” Para’s figuurlijk
in de armen.
Heel veel Diesterse meisjes deden dat ook letterlijk.
En de lokale
middenstand moest op geen enkel ogenblik worden overtuigd van de voordelen die
een garnizoensstad opleverde.
In 1997 aanvaardde de stad Diest het peterschap over het
bataljon en die affiliatie zou de onverbrekelijke band met de eenheid
bestendigen.
Veel eerder al, in 1979, werden op de Grote Markt van Diest voor
de allerlaatste keer de rode mutsen plechtig uitgereikt.
Ook nadat het bataljon geroepen werd de Citadel te ontruimen
ingevolge het krampachtig maar hopeloos bevochten plan “De Crem” van 2011, blijft de stad jaar na jaar zijn Para’s met genegenheid terug ontvangen tijdens hun
jaarlijkse “Remember-day”.
Op 31 augustus 2013 werd hiervan de derde editie georganiseerd
op de heilige grond van de Citadel.
Voor die gelegenheid schreef ik “Vleugels”, waarmee
metaforisch gereflecteerd wordt naar mijn eigen jeugd. Alweer nostalgie.
Vleugels
(voor
"onze" Para's)
de
vooraanstaanden stààn
natuurlijk niet
van voren,
ze zìtten
prominent vooraan,
te blinken in
de floere najaarszon
die scheert
over de eretribune,
hier op deze
heel bescheiden
maar groot
genoemde markt
van onze oude
garnizoensstad.
terwijl
Pegasus, het nobele rijdier
van de goden en
de dichters,
over de
goudbeschenen daken zeilt
staan hier,
roerloos in Spartaanse rijen,
Belgiës beste
zonen klaar om
na weken van
martiaal labeur,
hun vleugels
uitgereikt te krijgen
en fier-wijnrode
mutsen.
Ik sta erbij en
kijk er naar en mijmer:
ooit was ook ik
hier gretig jong
en klaar om het
leven roekeloos
naar de keel te
grijpen
er toen nog
vast van overtuigd
dat het weinige
dat al was geweest,
onherroepelijk
zou verbleken
bij het vele
dat nog komen zou.
hier in deze
stad zette ook ik,
met veel vallen
en weer opstaan,
met builen en
met blutsen,
mijn
allereerste stappen
op de
hindernissenbaan
die men leven
noemt en kreeg ook ik
mijn
levensvleugels opgespeld,
klaar om
hoopvol uit te vliegen.
waarna ik dan,
daarnamaals,
met wijnrode
oortjes en slechtgemutst,
op die frêle
wassen wieken,
in een
vermetele vrije val
en in verbeten
overgave, net als
die stoere
jongens, te vaak
uit de lucht
getuimeld ben, en leerde
dat wie durft
niet altijd wint.
rik tulkens
stadsdichter
Diest 2012-2014
stadsgedicht Nr
9
Geen opmerkingen:
Een reactie posten