Oratio van de stadsdichter
Mijnheer de
Burgemeester,
Mijnheer de Schepen,
Gestelde en
ongestelde lichamen,
Dames en Heren,
Geachte vergadering,
Mijn grootvader bezat
slechts één enkel boek.
Ik zie het nog zo
liggen.
Rechts op een plankje
naast de Leuvense stoof.
En naast het rekje
met zijn pijpen.
Mijn grootvader had
meer pijpen dan boeken.
En ik herinner mij
levend hoe hij telkens weer opnieuw voor mij uit dat dikke boek het
scheppingsverhaal voorlas.
En hoe ik betoverd
werd door de beelden die door zijn vertelling werden opgeroepen.
Hoe zich, door zijn
woorden, in mijn hoofd een luilekker aartsparadijs ontvouwde, waar beekjes vol
limonade kabbelden, waar suikergoed aan de bomen groeide en waar de gebraden
kippen, lang voor ze dagelijkse kost werden, je zo maar in de mond vlogen.
Alsof het elke dag kermis was.
Maar het meest
verbijsterd was ik door de verbluffende goocheltruc waarmee de Here God, met
één vingerknip, uit een rib van Adam, een vrouw te voorschijn toverde, een
wonderbaarlijke verschijning slechts gehuld in een vijgenblad van Armani.
Ik stelde mij toen
nog geen vragen bij het feit dat de Schepper, na dit bij de debriefing
blijkbaar faliekant beoordeeld experiment, besliste om de verantwoordelijkheid
voor het ter wereld brengen van het nageslacht voortaan maar toch maar beter
aan de vrouwen toe te wijzen.
Maar elke avond, in
mijn puberend bed, telde ik zorgvuldig mijn eigen ribben na en werd ik onrustig
bij de gedachte dat het slechts een paar goddelijke vingerknippen scheelde of
ik deelde het bed met 24 vrouwen.
Overigens denk ik
niet dat mijn grootvader het bezit van slechts één enkel boek als een enorm
gemis heeft ervaren.
De Bijbel was voor
hem nog steeds wat dat Boek reeds in de Middeleeuwen was: dé grote universele
encyclopedie die alle ultieme waarheden bevatte.
Het Latijnse woord
waarmee de Bijbel aanvankelijk werd aangeduid was trouwens niet
"biblia" maar "bibliotheca".
En bibliotheca
betekende zowel de bewaarplaats van de boeken als het corpus van de teksten
zelf die samen het Oude en het Nieuwe Testament vormden. De Bijbel dus.
Zoals eeuwenlang voor
hem, was de Bijbel voor mijn grootvader het definitieve handboek dat de
volledige synthese en de onbetwistbare verklaring bevatte van zowel het hemelse
als het aardse.
En wie zoals hij
daaromtrent kennis wilde verwerven kon in deze "bibliotheek" alle
antwoorden vinden.
De Bijbel was mijn
grootvaders World Wide Web.
Mijn vader had een
paar meter boeken.
Die verzameling werd
op geregelde ogenblikken aangevuld door een kuise zending van het Davidsfonds
en de boeken vonden hun plaats in de door mijn vader zelfgetimmerde boekenkast
die, op pré-Ikea wijze soepel meegroeide zodat zijn aanwassende collectie er op
elk ogenblik netjes kon in worden opgeborgen.
Maar ook al had hij
een bescheiden bibliotheek, mijn vader had in feite ook slechts één enkel boek.
Want zijn hele leven lang heb ik hem slechts de trilogie “De mannen van de
Bounty” weten lezen en herlezen en dus stuk lezen.
Het exotische verhaal
van de muiterij tegen de hartvochtige kapitein William Bligh die door Luitenant
Christian Fletcher en zijn opstandig gevolg, in de Stille Zuidzee overboord
werd gezet.
Waarna de muiters,
samen met een lading frisse inheemse dames, na maanden omzwerving, en om uit de
greep van de Britse galg te blijven, op het paradijselijke eiland Pitcairn
aanmeerden en hun schip in de fik staken.
Als ik mijn vader
vroeg waarom hij telkens opnieuw dat boek ter hand nam dan mompelde hij iets
over “de roep van de zee” en “het heroïsche zeemansleven”...
Uit de
schoolbibliotheek nam ik voor mijn vader dan ook steeds een “boek over de zee”
mee naar huis.
Maar ik denk niet dat
hij er ooit in gelezen heeft. Mijn vaders hart toefde blijkbaar enkel op
Pitcairn.
Veel later heb ik de
Bounty-trilogie zelf gelezen.
En toen besefte ik
dat mijn vader niet zozeer gegrepen werd door de “roep van de zee” maar dat het
stukgelezen Bounty-boek hem zijn leven lang heeft helpen dromen van een
ongerept paradijselijk leven te midden van jonge inheemse meisjes in
ontoereikende strooien rokjes aan wie de blanke missionaris de voordelen van
een kuise maar beknellende bustehouder nog niet had weten aan te praten.
Ik besefte dat dit
beduimelde boek mijn vader toeliet te ontsnappen aan de dagdagelijkse sleur,
dat hij zo de saaiheid van zijn banaal kruideniersleven kon dragen en
overstijgen.
Het boek was zijn
ultieme reddingssloep…
En ik begreep: wie
niet leest, leeft maar één enkel leven.
Later, in mijn
studententijd, leerde ik bibliotheken vooral kennen als imposante grauwe
gebouwen waar, op het eerste zicht, geen boek te bekennen was.
Wel stonden er enorme
fichebakken, waarin op goed geluk moest worden gezocht naar hoogstaand drukwerk
waaruit dan onbeschaamd kon worden geciteerd om aan een af te leveren
universitairachtige thesis een schijn van wetenschappelijkheid te geven.
Na de zoektocht in de
fichebakken schreef men de gewenste titels op een formuliertje, men drukte op
een belletje en uit de duistere ingewanden van de bibliotheek verscheen dan een
grijze stofjas, die, in functie van zijn humeur van de dag, na min of meer
lange tijd, de gevraagde stoffige werken op de balie kwam deponeren.
De tachtiger jaren,
nog net voor de computer en het internet voor iedereen binnen handbereik
kwamen, waren de hoogdagen van het bibliotheekwezen.
Elke stad en elk dorp
kreeg zijn Cultuurcentrum en elk Cultuurcentrum zijn Openbare Bibliotheek. Met
bijna in elke straat een plaatselijke uitleenpost. Diest kon natuurlijk niet achterblijven.
De stedelijke
bibliotheek werd dé plaats waar mijn kinderen op zoek gingen naar documentatie
als ze op school een spreekbeurt moesten geven over “Mijn hamster” of, het jaar
nadien, over “Mijn hamster”.
Maar de digitale
evolutie was niet te stoppen. De kinderen van vandaag lepelen alles op van het
scherm: van het televisiescherm, van het computerscherm, van het scherm van de
tablet.
Vergeleken met de
wondere wereld van het internet vinden ze boeken dikwijls saai en daar hebben
ze soms best wel gelijk in ook. Een stapel woorden kan wat mager aandoen als je
het vergelijkt met een blitz computerspel waar je de meest wonderbaarlijke
avonturen kan beleven door op een knopje te drukken.
Het kan onbegonnen
werk lijken maar we zullen ons nageslacht moeten blijven overtuigen van het
feit dat een boek helemaal geen banaal stapeltje woorden is, maar een
regelrecht wonder, verpakt in een bundeltje papier.
We zullen hen moeten
blijven voorhouden dat woorden evenzeer magische knopjes zijn die allerlei
beelden, gevoelens, kleuren en geuren in het hoofd kunnen losweken.
Hen leren dat er al
lezend een unieke wereld tevoorschijn kan worden getoverd, een wereld die zich
moeiteloos vermengt met de eigen ervaringen.
Een wereld die je
laat huilen of laat lachen, laat sidderen of intens genieten.
Mijn grootvader had
één enkel boek, en mijn vader had in feite ook maar één boek
De vraag is of mijn
achterkleinkinderen ooit ook nog meer dan één boek in huis zullen hebben..
Zullen er, terwijl
alom gesnoeid wordt in de beperkte middelen die aan cultuur worden toegewezen,
binnen 25 jaar trouwens nog wel bibliotheken bestaan?
Of zullen
bibliotheken, zoals dat eerder met videotheken en platenwinkels gebeurde, in hun
huidige vorm onherroepelijk verdwijnen omdat alles thuis op het scherm, met een
druk op de knop, als met een goddelijke vingerknip, vanop een verre server kan
worden opgeroepen?
Wie dan leeft zal het
antwoord weten.
Vandaag viert de
stadsbibliotheek uitbundig feest.
De ervaring leert ons
dat wij argwanend moeten staan tegenover te uitbundige plechtige vieringen van
historische data.
Ik herinner me nog
hoe in oktober 1989 het veertigjarig bestaan van de DDR met een imposante
parade werd gevierd.
Net één jaar later
bestond de DDR niet meer.
En zelf zat ik in
1996 op een Brusselse eretribune toen het 200-jarig bestaan van de Rijkswacht
met een grootse historische evocatie werd gevierd.
Twee jaar later was
dit elitekorps door de geschiedenis opgeslokt.
Maar laat deze
sombere slotbedenkingen er ons toch maar niet van weerhouden de viering van het
25-jarig bestaan van onze stadsbibliotheek met luister af te ronden zoals
belezen mensen dat plegen te doen: laat men de vaten met drank dus maar
binnenrollen!!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten