Bij mijn aanstelling tot stadsdichter kondigde ik nogal
overmoedig aan dat ik, naast “gedichten”, ook cursiefjes en columns wilde
proberen te schrijven.
Een cursiefje is een klein prozastukje dat een voorval uit het
dagelijkse leven, door de auteur echt waargenomen of in zijn verbeelding
ontstaan, met monkelende humor en milde ironie belicht.
Simon Carmiggelt (1913 - 1987) |
Grootmeester in het genre was Simon Carmiggelt van
wie jarenlang in de Nederlandse krant Het Parool dagelijks een “Kronkel”
verscheen, doorgaans geschreven aan een tafeltje of op een terrasje van een zijn
Amsterdamse stamkroegen.
Naast vele litteraire prijzen leverde hem dat in 1972 ook een
drankprobleem op.
Als een stukje af was, dan deponeerde hij het in een speciaal
daartoe aangebracht busje onder zijn deurbel. Een koerier van de krant kwam het
daar, elke dag net voor de deadline, ophalen. Vaak terwijl de inkt nog niet
droog was.
Een selectie van zijn beste stukjes werd jaarlijks gebundeld, gepubliceerd
en als warme broodjes verkocht.
Carmiggelt schreef ook geestige filmcommentaren voor de
documentaires van Bert Haanstra en hij las wekelijks op de VARA-radio voor uit eigen
werk.
Maandelijks werd uitgekeken naar zijn verschijnen op de
VARA-televisie, waar hij laat op de avond een van zijn cursiefjes op zijn
karakteristieke zeer droge toon voorlas, na de herkenningsmelodie van Duke Ellington:
“In a sentimental mood”.
Jos Ghysen (1927 - ) |
Bij ons in Vlaanderen werd het genre vooral bekend door het werk
van Jos Ghysen, die van 1954 tot 1994, naast veel ander radio- en
televisiewerk, zijn cursiefjes wekelijks voorlas in de rubriek Het Schurend
Scharnierke op radio Limburg.
Jos Ghysen bleef tot 2012 actief maar daarna schuurden ook
bij hem zowat alle scharnierkes en heeft hij zich teruggetrokken in een Hasselts rusthuis. Waar hij de dagen “te bed of niet te bed”
doorbracht.
Hij kwam nog even in het nieuws toen hij door een
vroegere medewerkster ervan beschuldigd werd jarenlang, te dicht en te
ongewenst, ook tegen haar te hebben aangeschuurd.
Nederig in het spoor van de grote meesters, voorlopig zonder
litteraire prijzen, maar ook zonder drankprobleem en zonder beschuldigende
vingers wegens ongewenste intimiteiten, waagde ik mij aan enkele
stadscursiefjes.
(voor alle ingehuurde schijnheiligen)
De stoomboot uit Spanje was
door het jonge volkje al ettelijke malen vruchteloos aan de oever gekweeld en
ook van de andere evergreens uit het Klaasrepertorium waren al enkele
bisnummers afgeleverd, toen het langverwachte evenement dan toch plaatsgreep.
Met een zwaai ging de dubbele
deur van den Amer open en met waardige stap schreed Sinterklaas naar binnen. Want
Sinterklazen stappen natuurlijk niet, ze schrijden.
Nog even voelde de Goede Man of zijn baard wel betrouwbaar recht hing, maar dan liet hij die handbeweging naadloos overvloeien in een vakkundig zegeningsgebaar ten gunste van de in de zaal samengedreven kinderlijke onschuld.
Het was een uitgesproken plechtig ogenblik.
Sinds de televisie het ons
mogelijk maakt getuige te zijn van de vergaderingen van de Vaticaanse bisschoppensynodes,
is er duidelijk verbetering gekomen in de kwaliteit van het zegeningswerk
waarvan elke rechtgeaarde Sinterklaas zich kwijten moet.
In mijn jeugd beperkte de
occasioneel heilige man zich tot het verveeld door de lucht wuiven van een
reeks abstracte figuurtjes. Maar dat kan nu niet meer. Nu dient dat bij het
protocol behorende handwerk in alle ernst en met vakmanschap te worden uitgevoerd.
Gratievol tekende de witte
handschoen aldus sierlijke, voldragen kruisjes om zich heen.
In de zaal stierf het
koffiefeest uit in een vlug afnemend getik van tassen en lepeltjes.
Er viel een broeierige, heilige
stilte.
Sinterklaas, alweer een dagje ouder en getekend door de drukke dagen die in onze consumptiemaatschappij voor hem steeds vroeger op het jaar een aanvang gaan nemen, ruiselde voorzichtig naar zijn troon. Een dik boek onder de arm gekneld. Ergens in de stad gaapte ongetwijfeld een donkere leegte in iemands boekenkast.
Bij beslissing van Het Bestuur, en uit eerbied voor de gevoelens van de anders-blanke medemens, werd de Sint dit jaar voor het eerst niet begeleid door een gevolg van onhandig ingekleurde Zwarte Pieten. “Respect” had De Voorzitter het genoemd.
Nog heel even dreigde het ganse feest te mislukken toen de Sint bij het bestijgen van de trappen op zijn lang onderkleed trapte en ei zo na languit tussen de ingehuurde plastic planten terecht kwam.
Maar met een zucht van
opluchting constateerden de aanwezige ouders hoe een bisschopsstaf, in geval
van hoge nood, heel evenwichtig kan worden aangewend. En de onderdrukte vloek
van Sinterklaas was zelfs bij de eerste rij tafels amper hoorbaar.
Nauwelijks was de Sint in zijn fluwelen troon weggezonken of het sein tot de bestorming werd afgegeven.
Een tros hooligans in opleiding,
daarstraks, in de toespraak van De Voorzitter, nog “de toekomst van onze stad”
genoemd, werd richting het podium gestuwd.
Enkele woestelingen droegen op
het gezicht de medeplichtige glimlach van "wij weten wel beter, maar
reken op ons, wij zullen jullie feestje niet bederven hoor!"
Maar de meeste kinderen waren
het Sinterklaas-komt-uit-Spanje stadium duidelijk nog niet ontgroeid.
Hier kwam dan vaak een zich in
smeekbeden afslovende vader bij te pas die het weifelend nageslacht naar het
podium trachtte te drummen, met brede gebaren wijzend in de richting van het
daar uitgestalde suikergoed, een gift van de plaatselijke tandartsengilde.
En als dat gelukt was dan stonden
hun telgen daar, onwennig en bedremmeld, met één angstig oog gericht op de
hemelse verschijning en met het andere al even angstvallig uitkijkend naar de
drukdoende fotograaf van een plaatselijk, ongelezen krantje: niet goed wetende
uit welke hoek het grootste onheil uiteindelijk zou komen.
Sinterklaas sloofde zich uit met heilige overtuiging, alsof hem, na welslagen van zijn wanhoopsdaad, 72 ongerepte maagden waren beloofd.
Nu en dan met voorzichtige
afstandelijkheid tegen een wang tikkend – bisschoppen moeten de dag van vandaag
voorzichtig zijn in hun omgang met minderjarigen - loofde hij een voorbeeldige
braafheid of een goed schoolrapport.
Maar soms ook ging één witgehandschoende
vinger dreigend de lucht in wanneer een jeugdige delinquent een allergie aan
soep eten of tijdig slapengaan diende te worden verweten. De ouders stonden er bij en
keken toe alsof ze niets te maken hadden met de jaarlijkse bilaterale akkoorden
die fluisterend werden afgesloten tussen de Sint en hun jonge telgen.
Nog helemaal in de war wegens de onbegrijpelijke alwetendheid van de hemelse gezant, en met een zak vol tandbederf onder de arm gekneld, vluchtten de kinderen, één na één, bevrijd van het podium.
Toen de storm was geluwd, toen alle klamme handjes waren gedrukt, de zalvende of vermanende woorden waren uitgesproken en de versnaperingen waren uitgedeeld, parelde het heilige zweet op het voorhoofd van Sinterklaas.
Toen keek hij op en zag dat de
zaal al bijna leeggelopen was.
Nog gauw wierp hij een ultieme
zegening in de richting van de wijd openstaande deur, en verdween dan achter de
coulissen.
"Voilà, dat was het dan
weer”, gromde hij, terwijl hij zijn mijter dichtvouwde en zijn baard keurig terug
in de doos opborg. "En kan dan nu iemand een frisse Jupiler in mijn
schoentje leggen?"
Niet alleen Kerstmannen weten waarom…
rik tulkens
stadsdichter Diest
stadscursiefje Nr 1
Geen opmerkingen:
Een reactie posten