ORATIO IN DE BIB
Dames en Heren, beste vrienden,
Aan jullie aandacht is het tenminste niet
ontsnapt…
Vandaag en met deze kleine samenscholing hier,
wordt de start gegeven van de jaarlijkse Gedichtenweek die in Vlaanderen maar
toch vooral in Nederland tot vele activiteiten aanleiding zal geven.
Een heuse promotiecampagne rond Gedichtenweek
blijkt nodig te zijn. Al blijf ik het wel een beetje een rare gedachte vinden.
Net alsof er ook voor de Poëzie en voor
diegenen die er aan lijden, eenmaal per jaar naar aandacht en medeleven moet worden
gevist.
Als ware het een zeldzame, en door het grote publiek onderschatte en
miskende aandoening.
Een niet besmettelijke, laat staan dodelijke,
aandoening weliswaar, maar toch heel vervelend voor die paar zonderlingen die
er mee door het leven moeten.
Poëzie naar het Volk brengen: het blijft een
lovenswaardige poging.
Zoiets als ijskasten proberen te verkopen aan de
Eskimo’s…
De dichter lijkt even gevraagd als een aalmoezenier in het Rode Leger.
Zoals elk jaar werd waarschijnlijk ook nu weer
een duur studiebureau aangezocht om een thema te bedenken als “kapstok” voor de
Gedichtenweek.
Aldus werd, waarschijnlijk na ettelijke
brainstorms en evenveel werkdiners, door het studiebureau: als thema “Met
zingen is de liefde begonnen” voorgesteld
En dat voorstel werd, ettelijke werkdiners later,
door Het Bestuur van Poetry
International knikkebollend aanvaard.
Zelf streng in de leer, kan ik mij blijven afvragen
wat er dan wel voor het zingen kan zijn gebeurd, maar menig jonge poëet zal zijn
loopbaan inderdaad wel begonnen zijn met een smachtend liefdesgedicht dat, in
zijn gedachten, onder het balkon van de geliefde en met gitaargetokkel begeleid,
de laatste weerbarstige sluiers moest doen vallen.
Het gekozen thema verwijst naar de prille, de breekbare
liefde, naar de periode dat de vlinders in de buik het voor het zeggen hebben
en de pen enthousiast volgt.
(Nu weet ik niet of hier iemand iets van
vlinders kent, maar ik vraag mij al lang af of verliefde vlinders soms mensen
in de buik zouden voelen…)
Soit, “Met zingen is de liefde begonnen”
verwijst naar de foetale, nog onzeker wijfelende, zoekende, vragende liefde.
Voor een oude “dichter” als ik zijn dat natuurlijk
verre herinneringen.
Ik slijt mijn dagen in het grijze No Man ’s
Land dat elkeen wacht: te oud voor abortus en te jong voor euthanasie!
Als mannen van mijn leeftijd nog zingen, dan
kan het enkel nog een zwanenzang zijn…
Ik schreef voor deze gelegenheid dan ook een
tekst met de draagwijdte van de oproepen die je op de internationale
luchthavens wel eens meer hoort.
De wanhopige Last Call om aan boord te gaan.
Als je daar geen gehoor aan geeft dan gaat de
Gate definitief dicht…
Onherroepelijk dicht!
Als ware het een zeldzame, en door het grote publiek onderschatte en miskende aandoening.
Zoiets als ijskasten proberen te verkopen aan de Eskimo’s…
De dichter lijkt even gevraagd als een aalmoezenier in het Rode Leger.
Zoals elk jaar werd waarschijnlijk ook nu weer een duur studiebureau aangezocht om een thema te bedenken als “kapstok” voor de Gedichtenweek.
Zelf streng in de leer, kan ik mij blijven afvragen wat er dan wel voor het zingen kan zijn gebeurd, maar menig jonge poëet zal zijn loopbaan inderdaad wel begonnen zijn met een smachtend liefdesgedicht dat, in zijn gedachten, onder het balkon van de geliefde en met gitaargetokkel begeleid, de laatste weerbarstige sluiers moest doen vallen.
ZWANENZANG
(voor gedichtendag 2015)
Kom !
en kraak mijn leegstaand hart,
dat doodverlaten, wankel pand,
veeg het spinrag, keer het stof,
ruim het oude meubilair,
bezet er alle uitgewoonde kamers,
en vind de kwijtgeraakte loper
die op al mijn troebele verledens past
en ontsteek dan in mijn oude knoken
het laaiend heidens vuur van ooit.
Kom en blijf! !
droom hier wat je aan dromen rest,
duik veilig onder in de luwte van de
zuinig voor jou opgespaarde woorden
die ik deemoedig stamelen wil,
en streel dan zacht
tot een nieuw leven
de speelse jonge hond
die ik ooit was, en die al lang,
zo godvergeten, in mij slaapt.
rik
tulkens
stadsdichter Diest 2012-2015
stadsgedicht Nr 20
Geen opmerkingen:
Een reactie posten